Bepaalde zaken verschijnen regelmatig in het nieuws met betrekking tot insecten. Op deze pagina staat onze visie hierover.
Bloemenmengsels inzaaien om daarmee de bijen en andere bestuivers te helpen is meestal goed bedoeld, maar de visie van EIS is hier zeer terughoudend mee om te gaan.
Ook in wegbermen, tuinen en stedelijk gebied groeien van nature veel planten die prima zijn voor bestuivers. Bijen en andere bloembezoekers zijn dol op gewone stads- en bermplanten als paardenbloemen, klavers, dovenetels, boterbloemen en hondsdraf. En goed beheerde berm of grasland hoeft niet ingezaaid te worden. Door goed maaibeheer kan de natuurlijke vegetatie zich ontwikkelen tot een waardevol leef- en foerageergebied voor bijen. Ook bij natuurontwikkeling zou inzaaien/maaisel uitstrooien uitsluitend in overleg moeten gebeuren met specialisten die weten hoe de bodemsamenstelling en inheemse flora eruit ziet. Eventueel zou het nuttig kunnen zijn bij behoefte aan snel resultaat of als "tussenoplossing" om de tijd te overbruggen tot andere beheersmaatregelen gaan werken.
Lees hier meer over de zin en onzin van inzaaien.
Voedselconcurrentie tussen wilde bijen en honingbijen
Bijen zijn afhankelijk van bloemen, ze verzamelen nectar voor hun eigen energiebehoefte en stuifmeel als voedsel voor de larven. Ook de door de mens gehouden honingbij is hierop aangewezen. Bloemen zijn echter niet onbeperkt voorradig en hebben bovendien tijd nodig de nectar en stuifmeel aan te maken. Deze beperkte beschikbaarheid veroorzaakt voedselconcurrentie tussen alle bestuivende insecten. Dit is een natuurlijke situatie en zal altijd zo zijn. Er zijn echter zorgen over de mate waarin de honingbij concurreert met wilde bestuivers. In driekwart van de recente wetenschappelijke onderzoeken wordt gevonden dat er voedselconcurrentie is tussen honingbijen en wilde bijen. De honingbij wordt in grote volken gehouden en verzorgd door imkers, waardoor ze een 'oneerlijke' uitgangspositie hebben ten opzichte van wilde bestuivers. In gebieden waar veel bijenkasten staan, is de honingbij talrijker dan alle wilde bijen bij elkaar. Omdat de bloemrijkdom op de meeste plekken in ons land terugloopt als gevolg van landbouw, verdroging en stikstof, wordt het probleem van concurrentie steeds groter.
Het is dan ook onze visie dat op plekken met populaties van bijzondere bijen terughoudendheid geboden is bij het plaatsen van honingbijkasten. Dit geldt in het bijzonder voor natuurgebieden waar het voorzorgsbeginsel van kracht is, waarbij mogelijke negatieve effecten op de aanwezige biodiversiteit beperkt dienen te worden.
Lees hier meer over voedselconcurrentie.
Op kleine schaal zijn bijenhotels leuk en educatief. Een klein bijenhotel in eigen tuin, in een stadspark of elders in een stedelijke omgeving is een goede manier om het publiek voor te lichten en draagvlak voor een insectenvriendelijke omgeving te vergroten. Soms dreigen deze goede bedoelingen echter een beetje door te slaan, bijvoorbeeld wanneer er plannen worden gemaakt om reusachtige complexen van 'bijenflats' te bouwen (een soort bijen-Bijlmer...). Zulke ideeën schieten hun doel voorbij.
Zo'n 70% van de meer dan 360 Nederlandse bijensoorten nestelt in de bodem. Deze zullen nooit van bijenhotels gebruikmaken. Van de resterende 30% nestelt slechts een klein aantal soorten regelmatig in bijenhotels. Met bijenhotels zul je de achteruitgang van de Nederlandse bijenfauna dus niet stoppen. Bijenhotels op zeer grote schaal kunnen plaatselijk zelfs averechts werken: het sterk bevoordelen van een klein aantal soorten, kan andere soorten benadelen als gevolg van voedselconcurrentie.
Dus: plaats of bouw gerust een klein bijenhotel voor je eigen plezier of vanuit educatief oogpunt in een omgeving waar vaak mensen langskomen. Zie het echter niet als een belangrijke beschermingsmaatregel voor wilde bijen, en bouw geen 'bijen-Bijlmer'...