De veenmol, die vroeger ook wel aardkreeft werd genoemd, is verwant aan de krekels, maar de antennen zijn kort en een legboor ontbreekt. Met de verbrede voorpoten graven de dieren gangen waar zij het grootste deel van hun leven in door brengen. Naast graven en lopen kunnen ze ook zwemmen, duiken en vliegen. De vrouwtjes hebben broedzorg, waarbij ze de nestjes eieren en jonge nymfen bewaken en vochtig houden. In Noordwest-Europa is er sprake van een vrij sterke achteruitgang, maar in West-Nederland kan het laag-snorrende geluid op warme avonden in de lente nog op veel plaatsen gehoord worden. Misschien wordt te weinig beseft dat de veenmol, naast de koe, kievit, grutto en groene kikker, met zijn roep en opvallende verschijning mede de sfeer van het Hollandse polderlandschap bepaalt.
Meer informatie
Het vliegend hert is de grootste Nederlandse kever. Vooral de mannetjes spreken tot de verbeelding, met hun immense geweivormige kaken en hun grootte tot wel 9 centimeter. Deze indrukwekkende kaken worden slechts gebruikt om rivaliserende mannetjes en gewillige vrouwtjes te imponeren en niet om mee te eten. De vrouwtjes zien er minder opvallend uit, ze missen deze markante kaken en zijn veelal een stuk kleiner. Het vliegend hert heeft zijn naam te danken aan die imposante kaken van de mannetjes die lijken op een hertengewei. Ook de wetenschappelijk naam is hiervan afgeleid: Cervus is de geslachtsnaam voor herten, de wetenschappelijk naam voor edelhert is Cervus elaphus.
Dé geelgerande waterroofkever bestaat niet. De zogenaamde schrik van elke tuinvijver is er in vele soorten en maten. Met de EIS-zoekkaart is het mogelijk om al die verschillende geelgeranden (en andere grote waterkevers) op naam te brengen. Heb je een geelgerande waterroofkever in je schepnet? Laat het ons weten! Stuur een mail naar eis@naturalis.nl. Vermeld hierbij de vangsdatum en de vindplaats van de waarneming en vergeet niet een foto van de onder- en bovenzijde bij te voegen!
De grote gerande oeverspin Dolomedes plantarius (Clerck, 1757) is één van onze grotere spinnensoorten. Ze behoort tot de familie van de Prachtspinnen (Pisauridae). Omdat het dier vooral in de oevervegetatie van laagveenplassen en op de vegetatie in verlandende watergangen leeft en daar meestal doodstil zit, wordt de soort weinig waargenomen. Beheerders van natuurterreinen zijn er meestal wel mee vertrouwd. Wie op de juiste plaatsen gaat zoeken kan dit fraaie dier in ons land in grote aantallen vinden.
De wespspin Argiope bruennichi is naar Nederlandse maatstaven een forse spin. Hij behoort tot de familie van de Wielwebspinen (Araneidae), waartoe ook onze kruisspinnen behoren. Dankzij het opvallende, exotische uiterlijk van het volgroeide vrouwtje met haar geelzwarte dwarsgebandeerde achterlijf wordt deze spin nogal snel waargenomen en gemeld. Het zijn vrijwel uitsluitend de vrouwtjes die worden gezien. Vanwege de grote aandacht voor deze opvallende soort werd hij in 2001 als Spin van het jaar in Europa uitgekozen. In 2007 werd hij uitverkoren als dier van de maand (augustus), een actie van de Stichting VOFF.
De lentevuurspin (Eresus sandaliatus) is een van de opvallendste spinnen van Nederland. Wie hem ziet herkent hem direct: een zwarte spin met stevige, korte poten en een knalrood achterlijf met zwarte stippen in een vierkant. De achterpoten zijn gedeeltelijk rood behaard en alle poten hebben witte ringbandjes. In ons land is de soort niet te verwarren met enig andere soort. Het dier is ongeveer één cm lang. Wie een dergelijk dier ziet heeft te maken met het mannetje van de lentevuurspin. Vroeger werd deze soort zwarte kaardespin genoemd. Het volgroeide wijfje is veel groter, tot ongeveer twee cm lang, en afgezien van wat verspreide gelige beharing helemaal zwart, maar ze wordt vrijwel nooit gezien omdat zij ingegraven in de grond leeft.