De Habitatrichtlijn kent als twee belangrijkste instrumenten de gebiedsbescherming en de soortbescherming. Gebieden vallen, samen met gebieden voortkomend uit de Vogelrichtlijn, binnen de Europese variant van de EHS, Natura 2000. Dit is een netwerk van natuurgebieden dat de Europese biodiversiteit veilig moet stellen. Gebieden kunnen worden geselecteerd omdat er van een bepaald bedreigd biotooptype sprake is, of omdat er bescherming behoevende soorten voorkomen. De voor het soortenbeleid relevante bijlagen van de Habitatrichtlijn zijn 2, 4 en 5.

Bijlage 2 bevat soorten van communautair belang (= soorten met een lidstaatoverstijgend gemeenschappelijk belang), waarvoor het aanwijzen van speciale beschermingszones (SBZ) vereist is. 

Op Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn staan de dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. Dat wil zeggen dat in de nationale wetgeving moet worden opgenomen dat ze niet opzettelijk gedood of gevangen mogen worden.

Bijlage 5 tenslotte wordt gevormd door soorten ‘waarvan het onttrekken aan de natuur, en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen’. Hierop staan soorten zoals de wijngaardslak Helix pomatia waarvan in de gaten moet worden gehouden of ze niet te veel verzameld worden voor consumptie en/of handel.

kevers


Er zijn in totaal zes soorten kevers die middels de habitatrichtlijn beschermd worden, twee waterkevers en vier houtbewonende soorten.

Soortenoverzicht

libellen


Er zijn in totaal acht soorten libellen die middels de habitatrichtlijn beschermd worden.
 

slakken


Er zijn drie soorten slakken die middels de habitatrichtlijn beschermd worden, één waterslak en twee landslakken.